volksgezondheid

Bestaanszekerheid gaat over een voldoende zeker inkomen om van te leven. Hoe hoog moet dit inkomen dan zijn? Wanneer is het voldoende zeker? En over wat voor leven gaat het dan? Hierover zijn verschillende interpretaties mogelijk. Dit artikel gaat eerst terug naar de wettelijke grondslag, om van daaruit inzichtelijker te maken wat bestaanszekerheid dan (minimaal) is. Vervolgens illustreren cijfers wat de relatie tussen bestaanszekerheid en gezondheid is. Tot slot wordt gepresenteerd wie risico lopen op bestaansonzekerheid en wat aangrijpingspunten zijn om de situatie voor deze mensen te verbeteren.

Bestaanszekerheid heeft een wettelijke basis

In artikel 20 van de Nederlandse Grondwet staat: 1

  1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid.
  2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid.
  3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.

Zowel de bestaanszekerheid als de spreiding (verdeling) van welvaart hebben hierdoor in Nederland een wettelijke basis. Dit betekent dat de overheid moet proberen de verschillen tussen arm en rijk niet te groot te laten worden. Dit is, zoals ook gesteld in de Grondwet, geregeld via wetten. Zo staat in de Participatiewet, Algemene Ouderdomswet (AOW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Werkloosheidswet (WW) beschreven wie wanneer in aanmerking komt voor een financiële uitkering, hoe hoog die uitkering is en hoe lang iemand deze kan ontvangen. 1, 2 De formulering in de grondwet bestaat sinds 1983. Sinds 1798 is er echter al een vergelijkbare formulering in de Nederlandse Grondwet. In plaats van de term bestaanszekerheid sprak men destijds van armoede en ‘armenkinderen’.


Bestaanszekerheid is ook een universeel mensenrecht. 3 Dit jaar is het 75 jaar geleden dat bestaanszekerheid is opgenomen als artikel 25:

  • Een ieder heeft recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen.
  • Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten.

Wat hierin opvalt is dat gezondheid en welzijn letterlijk zijn opgenomen. Op zich niet vreemd, aangezien bestaanszekerheid en gezondheid sterk met elkaar verbonden zijn. In de propositie De winst van het sociaal domein van gemeenten aan het kabinet, is een figuur opgenomen over de samenhang tussen bestaanszekerheid, gezondheid en kansengelijkheid (figuur 1). 4 Hierin is bestaanszekerheid opgenomen als: ‘de zekerheid van voldoende en voorspelbaar inkomen, de zekerheid van werk en van mee kunnen doen in de samenleving. Maar ook de zekerheid van een dak boven je hoofd in een geschikte en betaalbare woning. En in een veilige en prettige omgeving, met snelle en toegankelijke dienstverlening in situaties die de veiligheid bedreigen.’

Figuur 1 Samenhang tussen bestaanszekerheid, gezondheid en kansengelijkheid

Bron: Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa 4

Samenhang bestaanszekerheid en gezondheid in Haaglanden

De voor ons beschikbare data bieden geen specifieke of complete indicator voor bestaanszekerheid. Aanverwante indicatoren, zoals de hoogte van het huishoudinkomen, geven een indicatie. Als uitgangspunt voor de hoogte van het huishoudkomen wordt het sociaal minimum gebruikt. Ofwel het minimale bedrag dat iemand nodig heeft om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. De overheid stelt hiervoor ieder half jaar een normbedrag vast. 5 Vanaf 1 januari 2023 is het sociaal minimum €1.378,95 per maand voor een alleenstaande van 21 jaar en ouder (met of zonder kinderen onder de 27) en €1.934,45 voor gehuwden/samenwonenden (met of zonder kinderen onder de 21 jaar). In figuur 2 is de hoogte van het huishoudinkomen, uitgedrukt in percentage van het sociaal minimum, afgezet tegen diverse gezondheidsindicatoren. In deze figuur is goed te zien dat de inwoners met de laagste inkomens (tot 110% van het beleidsmatig minimum) de grootste percentages ‘ongezondheid’ hebben. De situatie is het meest gunstig voor de inwoners met hogere inkomens (130% van het sociaal minimum of meer). Kortom: hoe lager het huishoudinkomen, hoe meer ‘ongezondheid’. 6

Figuur 2 Gezondheid naar huishoudinkomen (% sociaal minimum). Haaglanden, 2020.

Bron: Gezondheidsgids Haaglanden 6

Ook de levensverwachting en de gezonde levensverwachting zijn hoger voor mensen met een hogere sociaaleconomische positie. 7 Inwoners van wijken met achterstand in Den Haag leven ongeveer 10 jaar minder in goed ervaren gezondheid, dan inwoners van de andere wijken. 8 Uitsplitsing naar inkomensbron laat zien dat een groter deel van de inwoners die werkzaam zijn, zowel als werknemer of zelfstandige, een (zeer) goede gezondheid ervaart dan inwoners die een uitkering ontvangen. Slechts een klein gedeelte van inwoners met een bijstandsuitkering (26%) en een ziekte of AOW-uitkering (21%) hebben een (zeer) goede ervaren gezondheid (Den Haag gemiddeld: 69%). 9 Onderzoek van het CBS laat zien dat de helft van de niet-werkenden met uitkering aangeeft niet te kunnen of willen werken. 10 In figuur 3 staan de redenen hiervoor weergegeven. Ziekte of arbeidsongeschiktheid is het vaakst genoemd als reden om niet te kunnen of willen werken.

Figuur 3 Redenen waarom niet-werkenden met uitkering niet kunnen of willen werken. 

Bron: CBS 10

De relatie tussen gezondheid enerzijds, en inkomen, werk of bestaanszekerheid anderzijds, kan 2 kanten op werken. Een slechtere gezondheid kan de reden zijn dat mensen niet of minder kunnen werken, waardoor het inkomen daalt en bestaanszekerheid afneemt. Ook kan het zijn dat de gezondheid verslechtert door het gebrek aan werk en de zekerheid van voldoende inkomen. De pijlen in figuur 1 kunnen dus beide kanten op wijzen.

De relatie tussen enerzijds gezondheid en anderzijds inkomen, werk of bestaans­zekerheid kan 2 kanten op werken

Vooral het precariaat en de onzekere werkenden lopen risico op bestaansonzekerheid

Movisie heeft onderzocht welke groepen in de Nederlandse bevolking risico lopen om niet bestaanszeker (meer) te zijn. 11 Deze groepen zijn gebaseerd op de indeling van het Sociaal en Cultureel Plan­bureau (SCP).

  • Precariaat (9% van de bevolking). Deze groep kenmerkt zich door: zeer weinig kapitaal, veel laagopgeleid, weinig inkomen en weinig vermogen, maar heeft ook weinig sociale contacten en een weinig bruikbaar netwerk. Relatief veel alleenstaande ouderen, migranten en vrouwen en relatief weinig jongeren. Leven in voortdurende onzekerheid omtrent werk, wonen, gezondheid enz.
  • Onzekere werkenden (12% van de bevolking). Deze groep kenmerkt zich door: gemiddeld iets hoger opgeleid, iets gezonder en iets groter netwerk dan het precariaat. Vindt niet vanzelfsprekend toegang tot de arbeidsmarkt en relatief grote groep van de werkenden heeft een tijdelijke baan. Vanwege de combinatie van een onzekere arbeidsmarkt en weinig zelfvertrouwen, noemt het SCP deze groep de onzeker werkenden. Deze groep bevat relatief veel migranten en eenoudergezinnen en telt van de 6 groepen de meeste vrouwen.

Een eerlijke kans op gezond leven

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heeft in zijn publicatie Een eerlijke kans op gezond leven onderstaande 7 aanbevelingen gedaan om gezondheidsachterstanden terug te dringen. Bestaanszekerheid is hier onderdeel van. 12

  1. Stel de aanpak van de maatschappelijke oorzaken van gezondheidsachterstanden centraler in landelijk, regionaal én lokaal beleid. Zet gelijktijdig leefstijlgerichte interventies in als aanvulling.
  2. Maak van het terugdringen van gezondheidsachterstanden een opdracht voor meerdere departementen. Geef het ministerie van VWS de regierol.
  3. Zet in op beleid met een lange looptijd (minimaal 15 jaar) om maatschappelijke oorzaken van gezondheidsachterstanden aan te pakken en patronen te doorbreken voor volgende generaties.
  4. Zet in op gebiedsgerichte programma’s, durf verschil te maken en verleen urgentie aan de gebieden en bevolkingsgroepen met de grootste gezondheidsachterstanden.
  5. Maak vanuit het rijk meer financiële middelen vrij voor de aanpak van gezondheidsachterstanden. Bundel binnen gemeenten meer middelen en zoek regionaal en lokaal de samenwerking met zorgverzekeraars, ondernemers en werkgevers in vormen van cofinanciering, met als gedeeld belang vermindering van gezondheidsachterstanden en daarmee ook een gezonde beroepsbevolking.
  6. Stel een wettelijke plicht in om gezondheidsachterstanden terug te dringen. Koppel dit aan een verplichte periodieke rapportage over de vordering in het bereiken van dit doel, met nadrukkelijke ruimte voor kwalitatieve metingen in aanvulling op kwantitatieve metingen.
  7. Doorbreek de markt van verleidingen tot ongezond eetgedrag. Creëer op landelijk niveau ruimere wettelijke mogelijkheden om via de Wet publieke gezondheidszorg, Warenwet en de Omgevingswet de leefomgeving zodanig in te richten dat iedereen gestimuleerd wordt om gezond te eten.

In het eerste artikel werden 3 handvatten gegeven: domeinoverstijgend werken (ook inzetten op bestaanszekerheid), aansluiten bij de leefwereld van kwetsbare bewoners, en ongelijk investeren. Bovenstaande aanbevelingen zijn breder dan dat, maar geven dezelfde richting aan. Het volgende artikel illustreert op basis van een praktijkvoorbeeld van een basisschool in een achterstandswijk, hoe hier een stap in gezet kan worden, en wat ervoor nodig was om tot het besluit te komen dat het anders moest.

Wilt u reageren op dit artikel?
Mail de redactie.

 Over de auteur

Dr. Ir. I.M. van der Meer, MPH, senior epidemiologisch onderzoeker en hoofdredacteur Epidemiologisch Bulletin, GGD Haaglanden.


E-mail: irene.vandermeer@ggdhaaglanden.nl 

Referenties

  1. De Nederlandse Grondwet. Artikel 20: Bestaanszekerheid; welvaart; sociale zekerheid [Online]. 2008 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  2. Overheid.nl. Participatiewet [Online]. (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  3. United Nations. Universele Verklaring van de rechten van de mens [Online]. (Bezocht op 21 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  4. VNG, Divosa. De winst van het sociaal domein: Een slimme investering in bestaanszekerheid, kansengelijkheid en gezondheid [Online]. 2021 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  5. Rijksoverheid. Wat is het sociaal minimum en wat als mijn uitkering lager is? [Online]. (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar..
  6. GGD Haaglanden. Gezondheidsgids Haaglanden [Online]. (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  7. VZinfo.nl. Gezonde levensverwachting bij geboorte naar opleiding 2017-2020 [Online]. (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  8. GGD Haaglanden. Gezondheidsverschillen in Den Haag [Online]. 2022 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  9. De Ridder Hagenaars V, van der Meer IM. Armoede en een goed ervaren gezondheid. Wat zijn voorspellende factoren? [Online]. 2021 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  10. CBS. Helft niet-werkenden met uitkering kan/wil niet werken [Online]. 2017 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  11. Franken M, Kuiper C, van der Sanden P. Bestaanszekerheid onder druk: de stand van zaken [Online]. 2022 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.
  12. Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. Een eerlijke kans op gezond leven [Online]. 2021 (Bezocht op 25 apr 2023); Hier online beschikbaar.

Referenties

  1. Steendam M, Beurs D de, Steylaerts C, Donker G. Suïcidaliteit in de praktijk van de huisarts. In: Heeringen K van, Portzky G, Beurs D de, Kerkhof A, editors. Handboek Suïcidaal gedrag. 2nd ed. Amsterdam: De Tijdstroom/Boom; 249-258. 2019

  2. Hemert AM van, Kerkhof AJFM, Keijser J de, Verwey B, Boven C van, Hummelen JW, et al. Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Utrecht: De Tijdstroom; 2012.

  3. GGZ standaard Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Akwa GGZ. Geraadpleegd 27 oktober 2021.

  4. Beurs DP de, Hooiveld M, Kerkhof AJFM, Korevaar JC, Donker GA. Trends in suicidal behaviour in Dutch general practice 1983–2013: a retrospective observational study. BMJ Open 2016; 6(5): e010868.

  5. Hermens M, Wetten H van, Sinnema H. Kwaliteits­document Ketenzorg bij suïcidaliteit. Aanbevelingen voor zorgvuldig samenwerken in de keten. Utrecht: Trimbos Instituut; 2010.