epidemiologie

Veel en langdurig zitten is niet goed voor de gezondheid. Ook niet als je voldoende beweegt. Het is daarom belangrijk om langdurig zitten terug te dringen. Daarvoor is het noodzakelijk om te weten hoeveel we nu daadwerkelijk zitten en bewegen. Niet alleen op basis van vragenlijstonderzoek, maar ook door dit objectief te meten. Onderzoekers van GGD Haaglanden en GGD Twente voerden in het voorjaar van 2021
de Beweegmonitor uit. Dit pilotonderzoek naar de relatie tussen subjectief en objectief beweeg- en zitgedrag en ervaren gezondheid bij volwassenen, laat onder andere zien dat mensen met een goed ervaren gezondheid meer bewegen dan mensen met een slecht ervaren gezondheid, terwijl ze evenveel zitten.

Bewegen is gezond; stilzitten niet

Dat voldoende beweging gezondheidsvoordelen heeft en lichamelijke inactiviteit juist gepaard gaat met gezondheidsrisico’s, is algemeen bekend. 1, 2 Minder bekend is dat sedentair gedrag (lang zitten) eveneens gezondheidsrisico’s met zich meebrengt én dat deze gezondheidsrisico’s onafhankelijk zijn van hoeveel iemand beweegt. Zo beschermt voldoende beweging niet tegen de gezondheidsrisico’s als je de rest van de dag stilzit. Lang zitten verhoogt het risico op vroegtijdig overlijden, diabetes, hart- en vaatziekten, sommige vormen van kanker en depressie. 3
 
Sedentair gedrag en lichamelijke inactiviteit zijn twee verschillende gedragingen met elk eigen gezondheidsrisico’s. 34 Sedentair gedrag omvat alle wakkere activiteiten met een laag energiegebruik (≤1,5 METs, Figuur 1) die je uitvoert terwijl je zit of ligt, zoals zittend werk, tv-kijken, lezen en autorijden. Lichamelijke inactiviteit verwijst naar onvoldoende beweging, met andere woorden, naar het niet voldoen aan de beweegrichtlijn. 3 De beweegrichtlijn voor volwassenen schrijft 2,5 uur matig intensieve beweging per week voor, verspreid over meerdere dagen, en twee keer per week spier- en botversterkende activiteiten. 5 Onder matig intensieve beweging vallen activiteiten met een MET-waarde tussen 3 en 6, zoals fietsen en traplopen. Activiteiten met een MET-waarde ≥6 vallen onder hoog intensieve lichamelijke activiteiten (Figuur 1). 4

Figuur 1 Beweeg- en zitgedrag ingedeeld naar energieverbruik in METs (Metabolic Equivalent of Task).* Aangepast van Hill et al. (2015). 6

* De MET-waarde is een meeteenheid binnen de fysiologie voor de hoeveelheid energie die een bepaalde fysieke inspanning kost, vergeleken met de hoeveelheid benodigde energie in rust.

Sedentair gedrag betekent niet automatisch dat iemand te weinig beweegt. Je kunt voldoen aan de beweegrichtlijn door dagelijks te sporten, maar toch een sedentaire leefstijl hebben omdat je de rest van de dag vooral zit. Ook wanneer je voldoende beweegt, kun je dus gezondheidsrisico’s lopen. De Gezondheidsraad adviseerde daarom ook al in 2017 om voldoende te bewegen én minder stil te zitten. 5

Nederlanders zitten gemiddeld 9,1 uur per dag

Nederlanders zitten veel. In 2021 besteedden zij gemiddeld 9,1 uur per dag aan zitactiviteiten. Volwassenen (18 t/m 64 jaar) zaten 9,6 uur/dag en ouderen 8,4 uur/dag. Deze cijfers komen overeen met die uit 2015, 2017 en 2019 en de verwachting is dat we in 2030 evenveel zullen zitten. 7 

Ervaren gezondheid is een sterke voorspeller van diverse gezondheidsindicatoren, waaronder sterfte. Het wordt in gezondheidsonderzoek veel gebruikt als maat voor de algemene gezondheid. 8 Gezien de gezondheidsrisico’s van sedentair gedrag is het aannemelijk dat mensen met een slecht ervaren gezondheid vaker langdurig zitten en minder bewegen dan mensen met een goed ervaren gezondheid.

De Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen rapporteert sinds 2015 om het jaar het beweeg- en zit-gedrag van Nederlanders, uitgesplitst naar diverse achtergrondkenmerken, waaronder ervaren gezondheid. 7 In de Leefstijlmonitor wordt het beweeg- en zitgedrag bepaald aan de hand van zelfrapportage. Mensen blijken het echter lastig te vinden om in te schatten hoelang zij zitten en bewegen. Door beweeg- en zitgedrag te bepalen met beweegmeters, hoeven mensen dit niet meer te schatten. Beweegmeters registreren heel nauwkeurig hoelang iemand zit of beweegt en geven inzicht in het daadwerkelijke, ‘objectieve’ beweeg- en zitgedrag. 9

Beweegmonitor: doel

GGD Haaglanden en GGD Twente hebben in het voorjaar van 2021 de Beweegmonitor uitgevoerd: een pilotonderzoek naar de relatie tussen beweeg- en zitgedrag en ervaren gezondheid bij volwassenen. Een tweede doel was om na te gaan in welke mate zelfgerapporteerd zitgedrag overeenkomt met objectief gemeten zitgedrag.


Een belangrijk kenmerk van dit onderzoek is dat het beweeg- en zitgedrag niet alleen subjectief is vast;gesteld d.m.v. vragenlijstonderzoek, maar ook objectief is gemeten met behulp van beweegmeters.


Voor zover bekend is dit de eerste studie onder de Nederlandse volwassen bevolking naar de relatie tussen ervaren gezondheid en objectief gemeten sedentair gedrag, bepaald met beweegmeters.

Methoden

Opzet van de studie en procedure
De opzet en procedure van de Beweegmonitor zijn eerder uitgebreid beschreven. 10 In het kort was de procedure als volgt: in de regio Haaglanden zijn inwoners uitgenodigd voor deelname via de Gezondheidsmonitor Volwassenen & Ouderen 2020. In regio Twente via het Twentse GGD panel.

Zij ontvingen in maart 2021 een korte online screeningsvragenlijst met vragen over: achtergrondkenmerken (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, burgerlijke staat, moeite met rondkomen), ervaren gezondheid en het subjectieve beweeg- en zitgedrag. Aan het einde van de vragenlijst konden deelnemers aangeven of ze een week lang een beweegmeter wilden dragen.  

Vervolgens werden er 441 deelnemers geselecteerd, op basis van geslacht (man/ vrouw), leeftijd (19-34jr, 35-49jr, 50-65jr, 65+) en beweeggedrag (veel of weinig beweger) en bereidheid een beweegmeter te dragen.

De deelnemers plakten de beweegmeter (ActivPALTM 12) zelf op het bovenbeen, waar deze de hele week bleef zitten, ongeacht de activiteit. De beweegmeter registreerde het objectieve beweeg- en zitgedrag, waaronder het aantal stappen/dag en het aantal minuten zittende activiteiten.  

De metingen vonden van eind maart tot half mei 2021 plaats. Een meetweek begon op zondagavond en eindigde de daaropvolgende zaterdag. Na (terug)ontvangst van de beweegmeter ontvingen deelnemers een cadeaubon en een overzicht van hun objectieve beweeggedrag tijdens de meetweek.

Beweeggedrag
Het subjectieve beweeggedrag en of er werd voldaan aan de beweegrichtlijn 5, werd in de vragenlijst bepaald met de Short Questionnaire to Assess Health-enhancing physical activity (SQUASH). 11

Het objectieve beweeggedrag werd bepaald met de beweegmeter aan de hand van het aantal stappen/dag. Het zetten van 10.000 stappen/dag is genomen als maat voor voldoende beweging, omdat dit de gezondheid fundamenteel verbetert. 13

Zitgedrag
Het subjectieve zitgedrag werd bepaald met de vraag: ‘Wilt u aangeven hoeveel tijd u zittend doorbracht in de volgende situaties op een gemiddelde doordeweekse dag en op een gemiddelde weekenddag? (Uren en minuten)’. De situaties waren: vervoer, werk, school of studie, televisie kijken, thuis tijdens computer-, laptop- of smartphonegebruik, en andere zittende vrijetijdsbestedingen. De gemiddelde totale zittijd per dag is volgens de methode van de Leefstijlmonitor berekend. 7

Het objectieve zitgedrag werd gemeten door het optellen van het door de beweegmeter geregistreerde aantal zitminuten. Een internationale richtlijn voor zitduur is er nog niet, maar onderzoek heeft uitgewezen dat dagelijks ≥8 uur zitten een grotere kans geeft op vroegtijdig overlijden dan <4 uur/dag zitten. 14 Het objectieve zitgedrag is daarom onderverdeeld in ‘veel zitten’ (≥8 uur/dag) en ‘weinig zitten’ (<8 uur/dag).  

Om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen subjectief en objectief zitgedrag, zijn de deelnemers op basis van hun subjectieve en objectieve zitgedrag ingedeeld in vier categorieën van zelfbewustzijn: 15

  1. realistisch weinig-zitters (zit zowel objectief als subjectief <8 uur/dag)
  2. realistisch veel-zitters (zit zowel objectief als subjectief ≥8 uur/dag)
  3. overschatters (zit objectief <8 uur/dag, maar subjectief ≥8 uur/dag)
  4. onderschatters (zit objectief ≥8 uur/dag, maar subjectief <8 uur/dag)

Statistische analyse

Met een Chi-square toets is de relatie tussen ervaren gezondheid en beweeg- en zitgedrag onderzocht. De relatie tussen subjectief en objectief zitgedrag is bepaald met een logistische regressieanalyse. Een Chi-square toets liet zien dat leeftijd (in 2 categorieën, 18-64 en 65+) en geslacht significant gerelateerd waren aan zowel subjectief als objectief zitgedrag. Subjectief en objectief zitgedrag zijn respectievelijk als onafhankelijke en afhankelijke variabele meegenomen in het regressiemodel, evenals leeftijd en geslacht. 

Resultaten

Deelnemers
In Haaglanden en Twente zijn respectievelijk 6.859 en 5.514 personen uitgenodigd voor deelname aan de Beweegmonitor. Op basis van de screeningsvragenlijst is naar 441 deelnemers een beweegmeter gestuurd. Hiervan hebben 402 deelnemers (91%) de beweegmeter daadwerkelijk gedragen. Deelnemers die de beweegmeter minder dan 4 dagen droegen, zijn niet meegenomen in de verdere analyses (n=107). De achtergrondkenmerken van deze deelnemers verschilden niet van hen die de beweegmeter ≥4 dagen hadden gedragen. De resultaten in dit artikel zijn dan ook gebaseerd op 295 personen.

De 295 deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 52,1 ± 16,6 jaar (gem ± STD; range 20-87 jaar), 42% had een hoog opleidingsniveau en 72% was samenwonend. De meerderheid rapporteerde een goed ervaren gezondheid. De deelnemers zaten objectief gemiddeld 9,9 uur per dag, 81% zat ≥8 uur/dag. De helft zette ≥10.000 stappen/dag en 56% voldeed subjectief aan de beweegrichtlijn (Tabel 1).

Tabel 1 Achtergrondkenmerken (% en (n)) van de 295 deelnemers. Door afronding is het mogelijk dat de percentages optellen tot meer dan 100%.

Ervaren gezondheid, lichamelijke activiteit en zitgedrag
Het percentage deelnemers dat lang zat (objectief ≥8 uur/dag), verschilde niet significant tussen mensen met een goed (81%) en met een slecht (83%) ervaren gezondheid (Tabel 2). Ditzelfde gold voor het percentage deelnemers dat subjectief 8 uur of meer per dag zat (goed ervaren gezondheid: 47%, slecht ervaren gezondheid: 50%). Deze resultaten suggereren dat zitgedrag onafhankelijk is van de ervaren gezondheid.  

Het percentage dat ≥10.000 stappen/dag zette, was significant hoger onder deelnemers met een goed ervaren gezondheid (54%) dan onder deelnemers met een slecht ervaren gezondheid (30%). Ook voldeden deelnemers met een goed ervaren gezondheid vaker aan de beweegrichtlijn dan deelnemers met een slecht ervaren gezondheid (60% vs. 39%). Deze resultaten laten zien dat deelnemers met een goed ervaren gezondheid, zowel objectief als subjectief meer bewegen dan deelnemers met een slecht ervaren gezondheid.

Tabel 2 Beweeg- en zitgedrag (%) naar ervaren gezondheid.

Deelnemers schatten hun eigen zitgedrag vaak onjuist in

De relatie tussen subjectief en objectief zitgedrag
Gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht, was er geen significante relatie tussen objectief en subjectief zitgedrag. Dit suggereert dat de overeenkomst tussen subjectief en objectief zitgedrag beperkt is: deelnemers schatten hun eigen zitgedrag vaak onjuist in. Het percentage dat aangaf ≥8 uur/dag te zitten (61%) was lager dan het percentage dat objectief ≥8 uur/dag zat (81%), wat duidt op een onderschatting van zitgedrag (Tabel 1). Van de 36% die hun eigen zitgedrag onjuist inschatten, waren er ruim 2x zoveel onderschatters als overschatters (Tabel 3).

Tabel 3 Classificatie van deelnemers in vier categorieën van zelfbewustzijn o.b.v. subjectief en objectief zitgedrag (n=262).

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om de relatie tussen ervaren gezondheid en beweeg- en zitgedrag in kaart te brengen, en om na te gaan in welke mate zelfgerapporteerd zitgedrag overeenkomt met objectief gemeten zitgedrag.


Een sterk punt van dit onderzoek is dat beweeg- en zitgedrag zowel subjectief als objectief is gemeten. De Beweegmonitor kent echter ook een aantal beperkingen. Ten eerste is het aantal deelnemers relatief klein. Hierdoor moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Ten tweede is de Beweegmonitor uitgevoerd in een periode waarin diverse coronamaatregelen golden (voorjaar 2021). Dit kan van invloed zijn geweest op het normale beweeg- en zitgedrag van de deelnemers. Deelnemers in deze studie zaten echter gemiddeld 9,9 uur per dag. Daarmee zat een ruime meerderheid (81%) langdurig (≥8 uur/dag). Dit is vergelijkbaar met de zelfgerapporteerde 9,6 uur onder Nederlandse volwassenen. 7


Deelnemers met een goed ervaren gezondheid zetten vaker ≥10.000 stappen/dag en voldeden vaker aan de beweegrichtlijn dan deelnemers met een slecht ervaren gezondheid. Dit komt overeen met bevindingen in eerdere studies, waarin lichamelijk actievere personen een betere gezondheid ervaren. 16


Een opvallend resultaat van deze studie is dat zitgedrag en ervaren gezondheid onafhankelijk zijn: het percentage veel-zitters (≥8 uur/dag) verschilde niet tussen deelnemers met een goed en met een slecht ervaren gezondheid. Dit in tegenstelling tot de resultaten van de Leefstijlmonitor waarin deelnemers met een goed ervaren gezondheid aangaven meer te zitten dan mensen met een slecht ervaren gezondheid. 7


Daarnaast laten de resultaten zien dat zitgedrag vooral wordt onderschat. Dit is in lijn met resultaten van ander onderzoek waarin zelfgerapporteerd sedentair gedrag is vergeleken met objectief zitgedrag. 1718 Deze onderrapportage doet vermoeden dat in studies naar de relatie tussen sedentair gedrag en gezondheidsmaten, de daadwerkelijke relatie wordt onderschat. Een aanbeveling is daarom om meer onderzoek te doen naar deze relaties op basis van objectief gemeten sedentair gedrag. De Gezondheidsmonitors van GGD’en zouden hiervoor een goede mogelijkheid zijn, gezien de uitgebreidheid van de gezondheidsvragenlijst en omvang van de populatie.


Dat in dit onderzoek beweeggedrag wel, en zitgedrag geen verband heeft met ervaren gezondheid, is in lijn met de veronderstelling dat sedentair gedrag en lichamelijke inactiviteit twee verschillende gedragingen zijn, met verschillende determinanten. 34 Onderzoek heeft laten zien dat lichamelijke activiteit, het voldoen aan de beweeg- of fitheidsnorm, niet volledig beschermt tegen gezondheidsrisico’s als de rest van de tijd langdurig wordt gezeten. 3
Het is dan ook belangrijk om langdurig zitten terug te dringen, ook bij mensen die voldoen aan de beweegrichtlijn en dus voldoende lichamelijk actief zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de totale zittijd te beperken of door zittijd (elk half uur) te onderbreken. 3Interventies gericht op het terugdringen van langdurig zitten, zijn nodig om meer inzicht te krijgen in succesvolle strategieën hiervoor. Veelbelovende interventies gericht op het terugdringen van langdurig zitten, lieten zien dat het belangrijk is om: 1) de focus te leggen op het verminderen van zitgedrag in plaats van op het stimuleren van beweeggedrag, 2) veranderingen in de sociale en fysieke omgeving mee te nemen, bijvoorbeeld door het plaatsen van zit-stabureaus, en 3) in te zetten op bewustwording en gedragsverandering, zoals zelf-monitoring met beweegmeters of stappentellers. 19

Conclusie

Deze studie laat zien dat mensen met een goed ervaren gezondheid meer bewegen dan mensen met een slecht ervaren gezondheid, terwijl ze evenveel zitten. De overeenkomst tussen objectief en subjectief zitgedrag is beperkt: zitgedrag wordt vooral onderschat. Onderzoek waarin beweeg- en zitgedrag objectief worden gemeten is nodig voor meer inzicht in de daadwerkelijke relatie tussen gezondheidsmaten en beweeg- en zitgedrag. 

Dankwoord

Dank aan alle deelnemers voor het invullen van de vragenlijsten en het dragen van de beweegmeter. Deze dataset is verzameld in samenwerking met de Universiteit Utrecht, het CBS en I&O research.

Wilt u reageren op dit artikel?
Mail de redactie.

 Over de auteurs

W. Ligtenberg MSc, Dr. C. Dekkers, epidemiologisch onderzoekers, afdeling Epidemiologie, GGD Haaglanden

S.T. Boerema PhD, onderzoeker publieke gezondheid, GGD Twente (https://orcid.org/0000-0002-4760-3007)

E-mail: willemieke.ligtenberg@ggdhaaglanden.nl

Referenties

  1. Bauman AE. Updating the evidence that physical activity is good for health: an epidemiological review 2000–2003. J Sci Med Sport 2004, 7(1): 6-19.1. Bauman AE. Updating the evidence that physical activity is good for health: an epidemiological review 2000–2003. J Sci Med Sport 2004, 7(1): 6-19.
  2. Lee IM, Shiroma EJ, Lobelo F, Puska P, Blair SN, -Katzmarzyk PT. Effect of physical inactivity on major non-communicable diseases worldwide: an analysis of burden of disease and life expectancy. Lancet 2012, 380(9838): 219-222.
  3. Seghers J, Bogaerts A. Langdurig zitten: een nieuw arbeidsrisico. Prebes/Veiligheidsnieuws 2014, 185, 32-35.
  4. van der Ploeg HP, Hillsdon M. Is sedentary behaviour just physical inactivity by another name? Int J Behav Nutr Phys Act 2017, 14 (142). https://doi.org/10.1186/s12966-017-0601-0.
  5. Gezondheidsraad. Beweegrichtlijnen 2017 [Online]. 2015 (bezocht op 09 sep 2022); Beschikbaar op URL: https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2017/08/22/beweegrichtlijnen-2017
  6. Hill K, Gardiner PA, Cavalheri V, Jenkins SC, Healy GN. Physical activity and sedentary behaviour: Applying lessons to chronic obstructive pulmonary disease. Intern Med J. 2015, 45(5):474–482.
  7. RIVM. Zitgedrag. Aantal uren dat Nederlanders van 4 jaar en ouder zitten op een gemiddelde dag in de week [Online]. 2021 (bezocht op 09 sep 2022); Beschikbaar op URL: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/zitgedrag
  8. Levinson D, Kaplan G. What does self-rated mental health represent. J Public Health Res 2014, 3(3): 287. Published online 2014 Dec 2. doi: https://journals.sagepub.com/doi/10.4081/jphr.2014.287.
  9. RIVM. Monitoren van het beweeg-, sport-, en -zitgedrag van de Nederlandse bevolking met objectieve meetmethoden [RIVM-briefrapport]. 2020-0053. Loyen A, Duijvestijn M, de Hollander EL.
  10. GGD Haaglanden en GGD Twente. Factsheet ‘Beweegmonitor 2021 Haaglanden en Twente’ [Online]. 2022 (bezocht op 02 februari 2023). Beschikbaar op URL: https://gezondheidsgids.ggdhaaglanden.nl/handlers/ballroom.ashx?function=download&id=150
  11. Wendel-Vos GC, Schuit AJ, Saris WH, Kromhout D. Reproducibility and relative validity of the short questionnaire to assess health-enhancing physical activity. J Clin Epidemiol 2003, 56(12): 1163-9.
  12. Ridley K, Ridgers ND, Salmon J. Criterion validity of the activPAL™ and ActiGraph for assessing children’s sitting and standing time in a school classroom setting. Int J Behav Nutr Phys Act 2016, 13 (75). https://doi.org/10.1186/s12966-016-0402-x.
  13. Wattanapisit A, Thanamee S. Evidence behind 10,000 steps walking. J Health Res 2017, 31(3): 241-248.
  14. Gezondheidsraad. Sedentary behaviour and risk of chronic diseases [Online]. 2017 (bezocht op 09 september 2022). Beschikbaar op URL: https://www.kenniscentrumsportenbewegen.nl/kennisbank/publicaties/?sedentary-behaviour--and-risk-of-chronic-diseases&kb_id=22706
  15. Watkinson C, van Sluijs EMF, Sutton S, Hardeman W, Corder K, Griffin SJ. Overestimation of physical activity level is associated with lower BMI: a cross-sectional analysis. Int J Behav Nutr Phys Act 2010, 7 (68). https://doi.org/10.1186/1479-5868-7-68.
  16. Von Rosen P, Hagstromer M. Excellent self-rated health associated with activities of higher intensities: a compositional data analysis approach. J Phys Act Health 2019, 16 (11): 1007–1013.
  17. Kastelic K, Nejc Šarabon (N). Comparison of Self--Reported Sedentary Time on Weekdays with an Objective Measure (activPAL). Meas Phys Educ Exerc Sci (2019), 23(3): 227-236.
  18. Sansano-Nadal O, Wilson JJ, Martín-Borràs C et al. Validity of the Sedentary Behavior Questionnaire in European Older Adults Using English, Spanish, German and Danish Version. Meas Phys Educ Exerc Sci (2022), 26(1): 1-14.
  19. Gardner B, Smith L, Lorencatto F, Hamer M, Biddle SJH. How to reduce sitting time? A review of behaviour change strategies used in sedentary behaviour reduction interventions among adults. Health Psychology Review (2016), 10(1): 89-112.

Referenties

  1. Steendam M, Beurs D de, Steylaerts C, Donker G. Suïcidaliteit in de praktijk van de huisarts. In: Heeringen K van, Portzky G, Beurs D de, Kerkhof A, editors. Handboek Suïcidaal gedrag. 2nd ed. Amsterdam: De Tijdstroom/Boom; 249-258. 2019

  2. Hemert AM van, Kerkhof AJFM, Keijser J de, Verwey B, Boven C van, Hummelen JW, et al. Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Utrecht: De Tijdstroom; 2012.

  3. GGZ standaard Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Akwa GGZ. Geraadpleegd 27 oktober 2021.

  4. Beurs DP de, Hooiveld M, Kerkhof AJFM, Korevaar JC, Donker GA. Trends in suicidal behaviour in Dutch general practice 1983–2013: a retrospective observational study. BMJ Open 2016; 6(5): e010868.

  5. Hermens M, Wetten H van, Sinnema H. Kwaliteits­document Ketenzorg bij suïcidaliteit. Aanbevelingen voor zorgvuldig samenwerken in de keten. Utrecht: Trimbos Instituut; 2010.